Pagina's

dinsdag 13 september 2016

De 18de Kamer is dood, leve het Marktenhof

Het hof van beroep van Brussel lijkt het emeritaat van de soms verguisde maar veel vaker geprezen kamervoorzitter Blondeel, de overstap van kamervoorzitter Raes naar de advocatuur, de overplaatsing van raadsheer Bodson naar de 20ste kamer en het vertrek van raadsheer Van Ransbeeck naar het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding nog niet verteerd te hebben.

De zittingen van de 18de kamer zijn opgesplitst tussen de Nederlandstalige en Franstalige zaken. De Nederlandstalige zittingen worden voorgezeten door raadsheer Bosmans. Hij wordt bijgestaan door plaatsvervangend raadsheer Dugardyn, die volgens de website van zijn kantoor geen specialist is in gereguleerde markten. Alle gewicht rust dus op de schouders van raadsheer Karen Piteus.

De regering is zich bewust van de problemen om van de 18de kamer opnieuw een goed geoliede gespecialiseerde kamer te maken. In de memorie van toelichting bij het wetsontwerp van 15 juli 2016 tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen inzake justitie schrijft zij:

“Met het oog op de uitoefening van deze bevoegdheden is het kader van het hof van beroep te Brussel tot tweemaal toe met drie raadsheren uitgebreid (wetten van 14 december 2004 en 25 april 2014). Maar de raadsheren die op grond van de daarop volgende vacatures zijn benoemd werden of worden uiteindelijk niet allen in de 18de kamer en voor de betrokken zaken ingezet. Als gevolg van het actuele personeelsverloop in het Hof wordt het in de nabije toekomst dan ook moeilijk, zoniet onmogelijk, de nodige gespecialiseerde omkadering te verzekeren, wat de continuïteit van de rechtsbedeling in het gedrang dreigt te brengen. Op grond daarvan moeten de vermelde kaderuitbreidingen van het hof van beroep te Brussel zoveel als mogelijk voor die zaken gereserveerd worden."
De regering ziet zich daarom genoodzaakt om een “gespecialiseerde, werkelijke sectie”, “kamers voor marktzaken” op te richten. In dit “Marktenhof” “zullen zetelen, benevens “gewone” raadsheren in het hof van beroep te Brussel en hoedanook binnen het gewone kader, een aantal raadsheren – van zodra mogelijk minstens één – die bij voorrang voor deze kamers worden gerekruteerd op grond van hun deskundigheid op het stuk van het economisch, financieel of marktrecht”. De naam “Marktenhof” is gekozen “mede om [zijn] internationale uitstraling te bevorderen”. De oprichting van een speciale sectie is volgens de regering analoog aan de verschillende onderdelen van de rechtbank van eerste aanleg (burgerlijke rechtbank, de correctionele rechtbank, de familie- en jeugdrechtbank en de strafuitvoeringsrechtbank). Volgens de regering impliceert “het oprichten van een sectie een sterkere structurele verankering die de interne organisatie zal vergemakkelijken (dienstregeling, administratieve ondersteuning, toegankelijkheid voor het publiek…)”.

De regering wil aan het Marktenhof “de meeste exclusieve bevoegdheden van het hof van beroep te Brussel” toevertrouwen, zoals algemeen vermeld in het Gerechtelijk Wetboek, maar ook in de Gaswet, de Elektriciteitswet, de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, de wet van 12 mei 2004 tot regeling van een beroepsprocedure in het kader van de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop, de wet van 9 juli 2004 houdende diverse bepalingen, de wet van 6 juli 2005 betreffende sommige juridische bepalingen inzake elektronische communicatie, de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen, het Wetboek van Economisch Recht en de Spoorcodex.

Het Marktenhof zal samengesteld zijn uit ten minste zes raadsheren, waarvan er maximum zes kunnen worden benoemd op basis van een nieuw in te voeren artikel 207, § 3, 4°, Ger.W. dat zal bepalen dat personen met ten minste vijftien jaar nuttige beroepservaring die blijk geeft van gespecialiseerde kennis van het economisch, financieel of marktrecht ook als raadsheer kunnen benoemd worden. Het Marktenhof zal steeds zetelen met drie raadsheren. Alle raadsheren moeten een functionele kennis hebben van de andere landstaal.






Share/Bookmark

Geen opmerkingen:

Een reactie posten